zaterdag 31 maart 2012

Brian Wilson live 2005


A few days ago (in 2005, Wo.) I was at a concert by Brian Wilson.

For those young readers (and all those others who don't know), Brian Wilson is the genius, song writer of the Beach Boys. He is the only surviving form the three Wilson brothers who were (the base of the) Beach Boys. And he was the depressed one who always said he would commit suicide.

The concert was called 'Smile'. Smile was the project he was working on after 'Pet Sounds', the album acclaimed to be in the top ten of best albums ever, almost at the level of 'Sgt Pepper's Lonely Hearts Club Band'. Ok, being a Beatles fan, that is/was hard to believe for me, but I also thought that The Beach Boys were part of the fantastic age of positive music. As I said, Smile was the project he was working on when he had to leave the band temporarily for being depressed. It never came to an album with those songs, but now, almost thirty five years later, he is touring and those songs were part of the show.


He had been to Holland in February with this concert, but it had been sold out in a day. I didn't manage to get a ticket. So when he came back for this concert, I immediately bought the tickets when I heard he was coming. I must admit that I thought about it for a few hours. I could also have bought a small television for that amount of money, but I made the right decision. I'll never have the chance to see these great artists from my youth again, so I should embrace them while I (or better they) still can.

Most of my surfin' memories were of the start of the eighties. I was just over twenty and owned a Triumph Spitfire, an English convertible. And when the weather was fine, the top came of and I played Surfin' songs on my cassette player (no discs in those days). So for me the Beach Boys were connected to those good, sunny days when life was fine. Driving around with my girlfriend of those days (who happened to be my first girlfriend also) on my side made life beautiful.

Before the concert started I looked around and found out I was one of the younger people around. Most were end forty until mid fifty. All quiet people with lots of life experience. Only a few youngsters were present. People drank coffee, only a few had a beer.

The concert started with close harmony of old Beach Boys songs. Obviously to get in the mood. It worked, I was there right away. Before the break, he played old songs and new songs from his new albums. But it perfectly made sense. Brian Wilson stayed Brian Wilson and his new songs were very similar (in a positive way) to his old songs and I never had to ask myself what I was listening to. An hour and fifteen minutes later (I hadn't noticed that the time had gone by) they broke for a little pause. After they came back, he really stepped up another level and gave us his Smile project. All new music but it was as if I came home, I listened to music that was such an natural evolution from Pet Sounds. Everybody was just quietly listening what he gave/brought us. The first number was fifteen minutes, the next two over ten minutes a piece. I was listening with my mouth open, I was completely engulfed in/surrounded by the music. He ended with 'Good Vibrations' and the concert hall now was full of swinging people. After they had left and, of course, come back for their encores, they played another eight Beach Boys songs. The whole concert hall was swinging. And then, after three hours, it was over and all I could say was: 'fantastic'. It had been long ago that a concert had touched and amused me in that way. I have been to a Supertramp concert over a year ago, also to see some of my old superstars. It had been a good, but smooth concert, but it was hardly vivid.

Brian Wilson lives and he sparkled. He is old, looks very pale, doesn't walk around that energetic, but the concert was super, great and very vibrant.

WoNoVice

Do you want to contribute to WoNo Magazine's blog? You can. Leave a reaction and we'll contact you.

vrijdag 30 maart 2012

Out of frequency. The Asteroids Galaxy Tour


Nancy is opnieuw geboren, je weet wel, die van Frank. Ze heet nu Mette Lindberg en komt uit Denemarken en vormt een band met Lars Iversen, die verantwoordelijk is voor de muziek en de sound. Die is totally sixties, met sample toevoegingen die nog niet mogelijk waren in die tijd. Het is poppy, sexy, soulfull en gewoon erg lekker. Ongeveer het laatste wat ik had verwacht voordat ik besloot het album toch maar uit te checken. De oplettende en niet-oplettende luisteraar kent deze band. In de laatste reclame van het Nederlandse biermerk met de ster figureert het nummer ‘Golden age’ prominent, inclusief de band zelf, die op de trap musicerend in beeld komt. Met de single van Out of frequency, ‘Heart attack’ heeft de band inmiddels ook zijn eerste Nederlandse hit te pakken.

Voordat ik verder ga, moet ik even stilstaan bij de stem van Mette. Heel lang geleden las ik mijn eerste Agatha Christie. Natuurlijk was er een moord gepleegd in dorp van Ms. Marple en in een scene loopt een zeer mooie vrouw het beeld in van de hoofdstraat. De jongeman in kwestie is volkomen van zijn stuk tot dat de schoonheid haar mond opendoet: het geluid dat daar uit komt, slaat de hele droom van de jongeman in een keer aan stukken. De wraak van een niet zo mooie schrijfster? Zoiets er toch ook aan de hand met de zangstem van Mette Lindberg. Laat ik het zeer typisch noemen; alsof ze eerst helium tot zich neemt en dan gaat zingen. Het is daarom dat ik verbaasd ben, dat ik Out of frequency zo leuk vind. Haar stem vind ik eigenlijk niet om aan te horen en toch zwijmel ik heerlijk met het Air-achtige titelnummer mee.

Haar looks heeft ze zeker mee, maar die verklaring is niet voldoende voor de aandacht die deze band al een aantal jaren weet te genereren. Als de muziek niet deugt, is de aandacht snel weg. The Asteroids Galaxy Tour is sinds 2008 succesvol in eigen land en heeft ook daarbuiten voldoende aandacht weten te trekken. De muziek is dan ook vrolijk, in een juiste mix tussen oud en nieuw. ‘Theme from 45 Eugenia’ wordt door een zware orgelsound gedragen en is gewoon een vette track. Mette kan lager zingen, maar ook heel merkwaardig kwaken. Ze komt gewoon redelijk stoer over in dit nummer, wat niet bepaalt afstraalt van haar stralende 60tiesfoto op de hoes. ‘Maffia’ is extreem poppy en jaren 60 dans muziek. 'Fantasy friend forever' een heerlijk uptempo swingnummer met een lekkere gitaarpartij, spetterend koper en oehoe koortje. Veel beter maken ze ze niet in dit genre, als ik eerlijk ben. 'When it comes to us' heeft een sterke Motown vibe. Dit alles maakt Out of frequency een zeer afwisselende plaat en verre van een uitgemolken opvolger van een one hit wonder band.

Nancy kon ook niet echt zingen, maar scoorde toch menig hit aan de hand van de juiste producer, Lee Hazelwood. Hetzelfde geldt voor Mette Lindberg. Aan de hand van Lars Iversen krijgt zij materiaal aangereikt, dat haar laat schitteren. Of ik deze plaat eind 2012 nog steeds leuk vind, durf ik niet te voorspellen. Wel durf ik te zeggen dat ik met deze plaat al een paar plezierige uurtjes heb doorgebracht.

Wo.

Wil je ook een recensie, verslag of een verhaal over muziek schrijven voor het WoNoBloG? Dat kan. Laat een reactie achter en we nemen contact met je op.

donderdag 29 maart 2012

Port of Morrow. The Shins


O, weer gewoon een The Shins album, dacht ik bij eerste beluistering. Mooi, hoor, maar ik heb dit in het vorige decennium wel eerder gehoord. Vooral en nooit beter op het prachtige, cerebrale en perfect gezongen ‘Saint Simon’ van het album ‘Chutes too narrow’. De band overtrof zichzelf naar mijn mening op ‘Wincing the night away’ in 2007, een album dat ik heel veel gedraaid heb, maar ergens in de jaren daarna opzij heb gelegd. Het werd stil rond de band. Voorman James Mercer kreeg het naar zeggen moeilijk met zichzelf, ontsloeg zijn band en maakte het album ‘Broken Bells’, met Brian “Danger Mouse” Burton.

Nu dus Port of Morrow. Inmiddels na meerdere luisterbeurten zit het album mij als gegoten. Als een oude vertrouwde jas, heeft het zich om mij heen genesteld en is een deel van mijn leven geworden. James Mercer heeft voor de plaat een duidelijk statement gemaakt: “Ik ben The Shins”. Het is mijn project. Dat schijnt wat rottig overgekomen te zijn bij een aantal nu ex-leden, die dachten dat The Shins een band was. Mercer is alleen voortgegaan en levert een nieuw album vol vertrouwde kwaliteit.

Hij is een muzikant die zoekt naar het perfecte popliedje. Naar die hemelse melodie, die net om de hoek van iedere akkoordenprogressie ligt. Naar de harmonie in de zang, die het van goed hemels maakt. Ik durf wel te zeggen dat dit hem een aantal malen is gelukt op Port of Morrow. Het woord “liedjessmid” is dan ook van toepassing op Mercer. Hij plaatst zijn liedjes in een band idioom, maar is in essentie een singer/songwriter, op zoek naar de oplossing, die de volle rijkdom van een nummer laat uitkomen. In ‘Bait and switch’ zitten stukjes die de rillingen over mijn rug laten lopen van pure schoonheid. Mercer's hoge stem scheert als het ware over de muziek heen, wat het nummer een doorschijnende kwaliteit geeft.

Qua zang hoort hij thuis in het rijtje Jeff Buckley en Thom Yorke, maar waar zij 100% op eigen kracht voorwaarts gaan, zoekt Mercer de harmonie en meerstemmigheid, zoals CSNY of The Eagles en uiteindelijk The Beatles. Het geeft The Shins dat beetje extra.

Port of Morrow klinkt overigens geregeld speelser dan de twee eerder genoemde platen. (Ik ken het debuut niet). Geregeld klinkt er vlottere percussie, wat het album minder gedragen maakt. Mercer’s stem gaat prima met deze speelsheid om en dat maakt Port of Morrow gevarieerder. Voor mij beslist een pluspunt in het voordeel van dit album.

Mijn beoordeling van het album toont aan dat herbeluistering na een eerste indruk beslist de moeite waard kan zijn. Niet iedere eerste indruk is juist. En zo krijgt u ook nog even een les voor het leven mee.
Wo.

P.S. Mocht u willen weten wat Port of Morrow is, het heeft zelfs een website. Niet noodzakelijkerwijs een plaats voor de vakantiebestemming deze zomer overigens. (Wel een afslag op de weg naar Mercer's huis.)

Zelf bijdragen aan WoNo Magazine blogspot? Dat kan, stuur een berichtje en we nemen contact met je op.

woensdag 28 maart 2012

Het nieuwe seizoen in Q-bus, 1: Glossy Jesus; Katy Gunn


Het nieuwe seizoen in Q-bus, 1: Glossy Jesus, Katy Gunn


Glossy Jesus
Ondanks dat het muziekhuis in de zomermaanden officieel gesloten is, heeft de Q-bus op dinsdag 23 augustus 2011 de deuren opengegooid om de thuisblijvers de gelegenheid te geven een bijzonder concert bij te wonen. Het Leidse Glossy Jesus had, als onderdeel van hun zomertournee, de eer om het nieuwe concertseizoen te openen. De band rondom singer-songwriters Oswald van de Karbargenbock en Bernard Kraaijendonk speelden bekende nummers maar lieten ook horen wat we van hun nieuwe cd The Hunt kunnen verwachten. Door hun overeenkomsten met de muziek van Katy Gunn vormde Glossy Jesus een prima opwarmer voor de hoofdact van de avond. De Amerikaanse Katy Gunn en haar broer zijn muzikale alleskunners en ze lieten jazz- en popliedjes afwisselen met gevoelige nummers. Het vioolspel van Katy voerde hierbij de boventoon en werd nog eens benadrukt wanneer ze op het eind van de avond met de jongens van Glossy Jesus op één van hun nummers geïmproviseerd meespeelde.

Mandje

dinsdag 27 maart 2012

The smile sessions. The Beach Boys


De sessies inderdaad, want er is zelfs een box waarop ongeveer iedere take, elk probeersel, iedere valse noot te horen is, maar laat wij ons op WoNo Magazine blog maar beperken tot wat het album had kunnen zijn, in 1967.

1967? Ja, het zit zo. In de loop van 1966 sloot Beach Boys brein Brian Wilson zich op in een studio om zijn absolute meesterwerk te gaan maken. Eerste proeve van bekwaamheid: de megahit Good vibrations. De andere heren vertwijfeld achter latend. Zij hadden er geen enkel vertrouwen in waar hun muzikaal leider mee bezig was. Begrepen het niet en rebelleerden. Waarom moeten wij met een brandweerhelm op iets in zingen?, vroegen zij zich af. Zij namen overigens ook hun eigen muziek op, die ook werd uitgebracht in 1967. De facto waren er dus twee The Beach Boys actief: Brian Wilson in de studio en de touring band met Bruce Johnson in de gelederen, die dus ook nog eens platen op nam. Laten we niet vergeten dat alle Beach Boys songschrijvende kwaliteiten hadden en allemaal hits op hun naam hebben staan.

Brian werkte onvermoeibaar verder met o.a. Van Dykes Parks tijdens wat wij nu de Smile sessions noemen. Dit alles moest leiden tot het album Smile. Dat album is er nooit gekomen. Brian was in zijn toenemend oververhitte brein een zware competitie aangegaan met John en Paul. Als Paul McCartney langs komt in de studio en aangeeft wel iets mee te willen doen, Paul was een groot bewonderaar, liet Brian Wilson hem, vilein, ritmisch een stuk selderij kauwen voor het nummer ‘Vege-Tables’. En toen kwam John Lennon’s ‘Strawberry fields’ uit. Op dat moment knakte er iets in het brein van Brian. Hij liep de studio uit, kroop in bed om daar een aantal jaren niet meer uit te komen.

Hij heeft meer dan 40 jaar lang beweerd dat de tapes van Smile verloren waren gegaan in een brand. (Er is wel een elpee onder de nam Smiley Smile verscheven in 1967.) In 2004 bracht hij een cd uitgebracht onder de naam Smile, maar dit zijn opnames met zijn nieuwe band The Wondermints. Alles ook afgemaakt in deze tijd, dus verwijderd van het origineel door zijn 35 jaar.

Nu dus toch de originele opnames. Ik kan maar een ding zeggen: GA DIT LUISTEREN!!!!!! Ik geloof oprecht niet dat er nu nog een betere plaat uitgebracht gaat worden van wat ooit popmuziek heette. Zo avontuurlijk, perfect samen gezongen, alle kanten uitwaaierend. Alleen al de volledige suite te kunnen horen zoals de hit uit 1967 ‘Heroes and villains’ in de originele versie bedoeld was. En ja, totale gekte. De gekte van iemand die zichzelf geen enkele beperking meer oplegde waar het muziek maken betrof. Met lef en inventiviteit zijn gevoel volgend. Daarbij alles op het spel zettend, inclusief zijn eigen welzijn. Want het is nooit meer helemaal goed gekomen met Brian Wilson.

Is dat het waard geweest? Dat mag niemand zeggen, maar heel stiekem denk ik het wel, ja. De stap vanaf de Chuck Berry ripoffs ‘Surfin’ USA’ naar deze plaat is enorm. Net zo groot als van ‘Love me do’ naar ‘Sgt. Pepper’s lonely hearts club band’. Ook met terugwerkende kracht sta ik telkens weer versteld van hoe groot die ontwikkeling is. Die enorme drive, gekoppeld aan durf, visie en de vrijheid om die stappen te kunnen maken. Midden jaren 60 was er een window of opportunity ontstaan voor bands, om te experimenteren. Diegenen die over dit immense talent beschikten, hebben er volledig gebruik van gemaakt. Muziek voor de eeuwigheid! Voor heel veel bands sloot deze opening zich rond 1980.

Wat we op The Smile sessions horen, is nog steeds een work in progress. Het is nooit officieel afgerond. Heel af en toe valt dit op in kleine passages, maar verder is dat totaal irrelevant. We mogen perfectie aanhoren. Ik heb er geen ander woord voor als ik naar een nummer als ‘Wonderful’ luister. The Beach Boys hebben dit niveau nooit meer behaald en maar heel, heel weinig andere artiesten ook. 45 Jaar na data mogen wij dit eindelijk aanhoren. Kennelijk durfde Wilson op zijn 69e eindelijk de stap aan. Te laat voor wereldwijde, grootse erkenning, maar ruim op tijd om voor altijd zijn plaats in de muziek canon van de 20e eeuw definitief op te eisen.

Wo.

Zelf een recensie schrijven, een verslag of muzikaal verhaal voor WoNoBloG? Dat kan. Laat een reactie achter en wij nemen contact met je op.

maandag 26 maart 2012

Interview with Matt Harlan

Interview for WoNo Magazine
by Wout de Natris

Copyright WoNo Magazine 2011


Circa one and a half year ago Matt Harlan gave a very intimate solo performance that was well received by the audience in the Q-Bus in Leiden, supporting his first album 'Tips & compliments'. Afterwards I approached Matt and asked if he would like to do an interview. This was published in WoNo Magazine #11.1. As Matt is in the final stages of releasing his second album, WoNoBloG publishes the interview again. A review of his new album can be found on this blog at a later stage.


For the readers who are not familiar with you, who is Matt Harlan in a few words?
Hmm, that’s kind of a tough one. It’s rare for me to use only a few words to talk about anything. Although, that could sum up a lot about me right there. I’m just another guy out there trying to make a living w/ a pen and a guitar.


At the concert I noticed that your lyrics can be very visualistic, as if I could see the scene in front of my eyes. Are views and graphic impressions what inspire you?
Most definitely…it’s like that saying “a picture’s worth 1,000 words”. If you’ve only got 3 minutes to tell a story, painting a literary picture immediately gives you more room to work. From an inspiration point of view,
seeing something, even figuratively, definitely helps write about it. So when a picture presents itself it makes the process easier. It’s those times when I can’t immediately get a view of what I’m trying to get out there that makes it tough. Sometimes I’ll just stop writing if I can’t see what’s happening in the story.


In some songs states or places figure in the background. In what way are they an inspiration?
Well, that totally depends on the context. Although I end up writing songs about places I’ve had direct experiences with, I don’t have to have lived there or even spent more than an hour there. I think I only spent the time it takes to pass through Mississippi on the highway when I got the inspiration for that “Skinny Trees of Mississippi” song. Places all have their own connotations too…can you imagine what a song like the Tennessee Waltz would sound like if it was called the Delaware Waltz?


Lyrics in general seem important to you. What is there first, the subject or the music?
Well, the music can come first, but the lyrics have to fit directly into it, or it won’t work for me. It can come down to the syllable sometimes. Typically, it’s the lyrics, or at least an idea for the lyrics that turns into a musical idea for me. It can go anywhere after either of them really gets going though. Sometimes it’s a challenge to try and fit words into a particular melody line, but if it gets too forced, it just won’t work.


At what moments does inspiration come to you?
That’s tricky. I think it can come at any time. It’s like that Mitch Hedberg joke about sitting on your bed at 3 am and having to convince yourself that whatever you’re thinking about isn’t worthwhile. I just try to be open to inspiration whenever it might come along.

Photo from Matt's MySpace


You wrote two songs on the album with Phoebe Hunt. Is writing with someone different and if so in what way?
Well, I actually wrote those songs on my own, but had Phoebe sing on them. I do a fair amount of co-writing though. It is always different to do that. I think I work well with a lot of different people, so it tends to work in at least some way. But, if we get too far away from where I think the characters or the theme should be, the ideas that are being brought to the table better be intriguing or I’ll start to lose interest. There’s a song I
wrote with my friend Brad Boyer where he wouldn’t even start to help me with the song until I took it in a different direction. But I trusted where he was trying to send it, so I followed his advice. It turned out being one of my favourites.


The line that hit me most is “You can’t always decide what you remember”. It’s wise. Was there a special something that made you write it down like this?
Thanks very much. I wrote that song as a challenge one weekend at Folk Alliance. I got a slip of paper that looked like one of those fortunes you find in a fortune cookie that said, “Write a song about your first pet.” In trying to do that, I started to think about how difficult trying to remember a particular time or event can be and how it can be downright impossible sometimes. On the surface it was supposed to be about that, but later on I was talking to my cousin about it and remembered out of nowhere the history of alzheimer’s we have in my family…specifically involving my grandpa, who appears in the first line of the song. So, even as I was trying desperately to remember a past evnt, in my inability to do that I end up referencing my grandfather and it comes full circle without me even knowing it. Strange how those things work out.


What music did you listen to in your youth?
Pretty much everything I could get my hands on. My parents listened to a lot of 60s and 70s folk, but other people in my family were big country & western fans. Although I heard a lot of that stuff, I pushed it away after a certain point and listened to a lot of hard rock, rap and anything that wasn’t folk or country. It wasn’t until college that I bought a Townes album and Gillian Welch’s Time – The Revelator that I really felt a re-connection with the kind of music I play today.



What are the main influences on your present work?
Man, it’s a great question and one of the hardest to answer. I’ve been influenced a lot by driving in the past  and I’m trying to get out of that. We were talking about pictures and how they figure in to songwriting and it
seems like if you’re just looking out the windshield all the time you can get stuck. So I’m trying more to invent stories for the random people I see more than I had before. I want to get outside of myself more than I have recently.


Did you set out to be a singer-songwriter or is it something that grows on you?
I always wanted to play music of some sort, but I wasn’t sure I’d end up doing this. I thought I’d be in a metal band for years. I have to admit that I’m glad I chose this path.


What made you pick 'Tips & compliments' as the title track of the album?
I struggled with that decision actually. I considered it at the very first, when I first wrote the song, but then put that idea aside. I think it was my girlfriend that brought me back around. She said something about it being exactly what was going on in my life at the time anyway and she was right, so it became the title.


Are there differences in performing in the Netherlands to e.g. Texas?
There’s definitely differences, but it’s the similarities that I try to focus on. In both areas there are people that care very deeply about songs and music in general. I think you’ll find the same hearts and souls in each one of them, but maybe the places you find them are not as obvious. I guess the strange thing is that you aren’t guaranteed to find the people you hear about in the songs or read about in the press in either place. You’re just as likely to find a drunken heckler at a coffee shop or listening room than you might find a soft-spoken musical connoisseur at a honky tonk. I think the biggest surprise I had in playing in the Netherlands was that the sense of community was so strong and the people really talk to each other. I can travel thousands of miles from home and there are folks that have already heard my songs in Holland, but I can go hundreds of miles in the States and play for people who have never even heard a note of mine. The reception might be the same, but the sense of community helps break down the barriers of anonymity.


At the gig in the Q-Bus it was almost as we were in your living room. So intimate I thought your performance to be. Is this an atmosphere you go for?
I don’t know if it’s a conscious thing, but I definitely prefer a more intimate feel. It might be more for my own comfort than anything. I know I play better comfortable and if the audience isn’t, then I sure won’t be.


Thanks for the interview. What can we expect for the near future from Matt Harlan?
Well, I’m planning the next album right now. The songs are there, but we’re working out how it’ll be recorded…there’s some really cool possibilities, but I guess I can’t talk too much about that yet. In the meantime, look out for me somewhere around your cities and towns. And look out for some live recordings…I’m thinking of setting a few of them out into the wilderness.

You can listen to a few of Matt Harlan's songs here.

Would like to write reviews or stories on music for WoNo Magazine's blog? You can. Send us a reply and we'll contact you.

zondag 25 maart 2012

On the run. Paul McCartney in Ahoy


Ahoy, Rotterdam, zaterdag 24 maart 2012: Paul McCartney

The Beatles is een band die deel is van mijn leven bijna zo lang als dat ik bewuste herinneringen heb. Toch had ik Paul McCartney in al die jaren nog nooit live zien spelen. Ergens onderweg in de jaren 80 ben ik mijn interesse voor zijn nieuwe muziek verloren en daarmee de zin om naar een concert te gaan. The Beatles werd een soort kracht op de achtergrond van mijn leven, een stuk van mijn DNA, maar niet meer iets wat ik dagelijks hoefde te horen.

Ondertussen gebeurde er wel iets in mijn gezinsleven, mijn tienerzoon werd een absolute Beatles fan. Er is voor hem geen betere band, wat mijn interesse opnieuw aanwakkerde. Zo stond ik dus in de Ahoy met mijn 18 jarige zoon, een van de twee vrouwen die mij als toenmalige tieners midden jaren 60 als zes jarig kind tot de Beatles bekeerden: mijn nicht Tineke en vriend Hugo Jan. Totaal overtuigd dat dit een geweldige avond zou worden. De leeftijdspreiding was vrij exemplarisch. Van jong naar oud stond om ons heen.

Op de fiets naar het station nestelde zich onbewust een liedje in mijn hoofd. Pas op het station had ik in de gaten dat ik steeds een regel aan het herhalen was, maar wat was het? Een regel uit ‘Live and let die’! De stemming in mijn hoofd was gezet.

Ahoy vulde zich gestaag. Wij hadden een goede plek redelijk in de buurt van het podium met prima zicht. Er draaide een dj opgepimpte Beatles en Paul nummers. Vervolgens werd een jaren 60 collage film getoond met dia’s die ineens in levend beeld over gingen. Foto’s, krantenknipsel, singletjes, hoesjes, buttons, etc. Er onder draaide 12” van nummers als ‘Goodnight tonight’,  ‘Coming up’ van rond 1980. Hebben we die maar gehad, dacht ik ietwat vilein. De film ging over in opstijgende lantaren lampions, waarna het concert meteen begon. ‘Hello goodbye’, brutaal gevolgd door de b-kant ‘Junior’s farm’. "Rockshow at the Concertgebo(u)w". Paul sprak ons volledige Nederlandse volzinnen toe, die op een papier op de grond naast hem lagen. “Alles kits”? Die had ik al heel lang niet meer gehoord. 30 jaar of zo? "Is er hier iemand uit 020"? Leuke vraag in "010".

Vooraf stonden we nog te praten, ‘de John Lennon nummers zijn eigenlijk veel beter’, maar een paar nummers het concert in bleek eigenlijk hoe ontzettend goed Paul is. Hoe gevarieerd en vol klasse zijn nummers zijn. Hij heeft zijn verleden volledig omarmd en bood ons een prachtig overzicht van zijn jaren 60 en 70 werk met veel nadruk op, de tournaam ‘On the run’ indachtig ‘Band on the run’. Onderweg worden Jimi Hendrix, John en Georg geëerd, maar vooral Paul zelf.

Hij wordt dit jaar 70, maar moet in een geweldige conditie zijn. Zijn stem redt misschien niet alles meer. ‘Maybe I’m amazed’ vergt duidelijk het uiterste, maar dat deed het in 1970 ook en hier is goed duidelijk goed genoeg. We kregen één nummer van zijn nieuwe “band” The Fireman, een nummer wat me niets zei en één nummer van zijn nieuwe album ‘My valentine’, wat een van de mooiste nummers van de avond was. Niemand zong mee en toen viel op hoe goed het geluid was in de grote hal. De pyromaan in ons kwam volledig aan zijn trekken bij ‘Live and let die’, wat een klappen en hitte! Knallers op het ritme van de muziek. Prachtig effect. 'Mrs. Vanderbildt' deed het live ontzettend goed. Veel beter dan ik me ooit heb voorgesteld. 'Blackbird' alleen op gitaar, kippenvel! ‘Hey Jude’ blijft Lenny Kravitz’s ‘Let love rule’ moeiteloos verslaan als ultieme meezinger in de concertzaal. Zelfs Beatles dieptepunten, vind ik, als ‘Yesterday’ en vooral ‘Ob-la-di ob-la-da’ vielen goed. Het meest verbazingwekkend is wellicht dat hij zeker driekwart van de nummers had kunnen inruilen voor andere en dat het concert net zo goed was geweest.

Tegen het einde ‘Band on the run’, 'Get back', ‘Helter skelter’ en uiteindelijk in de 3e toegift ‘The end’ van ‘Abbey road’. Dit zou ook het einde van de avond zijn, met een waterig filmpje voor mijn ogen heb ik staan meebrullen. Na 2 uur en 50 minuten moesten we weer naar buiten. Geweldige band heeft hij trouwens on zich heen verzameld. Met zijn vijven klaren zij de klus grandioos, moeiteloos jong en oud in de zaal aan zich bindend. Beatlesmuziek is van en voor alle leeftijden voor nu en de eeuwigheid. Wat ben ik blij dat ik ben gegaan.

Er blijft een vraag over. Was de publieksactie 'Yellow submarine' na 'Something' echt spontaan? Feit is dat Paul erg verbaasd keek toen het nummer links voor van ons werd ingezet en steeds meer mensen het overnamen, de drummer het ritme overnam, waarna er een couplet werd gezongen en de yellow submarine op het John Lennon airport getoond werd op het scherm. Zo werd Ringo toch ook nog geëerd.

Wo.

zaterdag 24 maart 2012

Django Django. Django Django

Je kunt hier naar Default luisteren.

Wat is deze plaat heerlijk poppy. Ik heb hem al een aantal malen gedraaid en hij blijft maar leuker worden. Misschien dat de band liever had gelezen dat ik de plaat heerlijk arty had gevonden, maar ik blijf bij mijn eerste constatering. Django Django weet op hun debuut op zeer overtuigende wijze poppy en garage tunes van de jaren 60 te verbinden met meer complexe wave muziek uit de jaren 80. Dit leidt tot een aantal fantastische popsongs die sterk in de aard liggen van bands als Franz Ferdinand en Dogs Die in Hot Cars. Het is een minder voor de hand liggende uitbundigheid, zeker vergeleken met de eerste band, maar toch volledig uitbundig. Als Django Django deze sound naar het podium toe weet te vertalen, dan staat het publiek geen seconde stil.

De band komt uit Schotland, Edinburgh en heeft vier leden: David MacLean (drummer and producer), Vincent Neff (singer and guitarist), Jimmy Dixon (bassist) and Tommy Grace (synth operator). De heren kennen elkaar van school en musiceren samen sinds 2009. Dit resulteerde in hun gelijknamige debuut dat begin dit jaar is uitgekomen. De line-up doet mij denken aan enkele tweede generatie new wave bands, waar niet noodzakelijkerwijs iedereen iets met snaren of vellen bespeelde. Ook hier zijn toetsen, synths en effecten belangrijke elementen die aan de muziek wordt toegevoegd. Zingt men “solar flair”, dan volgen direct bliepjes ter muzikale onderstreping. Dat zegt niet dat er geen gitaren te horen vallen. In ‘Hail bop’ zit een heerlijke twang gitaar, maar ook een vocoder die ‘bop bop’ zingt.

Zanger-gitarist Neff heeft een partij klankkunstenaars om zich heen verzameld, die samen zijn muziek op een heel aangename wijze verbouwen. Een ‘I’m the walrus’,  ‘Lucy in the sky with diamonds’-achtige kwaliteit stroomt dwars door ‘Firewater’ heen bijvoorbeeld. Ook denk ik aan Air. Als je naar ‘Waveforms’ of 'Love's dart' luistert, hoor je zeker wat ik bedoel. Wat hier geboden wordt, is beter, simpelweg omdat er meer gebeurt en er veel beter wordt gezongen. Wat Django Django naar mijn mening perfect beheerst, is de combinatie tussen het digitale en organische leggen. In 'Wor' zit heerlijk gitaar werk én een laat ik het maar een house hoorn noemen geluid. Ik hoor hoe het nummer ook zou kunnen klinken in een remix voor de dansvloer, waar ik niets mee zou kunnen, terwijl deze versie absoluut top is.

Waar de band nog winst zou kunnen halen, is in de koortjes. Een aanzet daartoe wordt gedaan in 'Life's a beach'. Een lekker nummer, met een kleine referentie aan Talking Heads, waar misschien nog net iets meer in had gezeten, als de zang meerder meerstemmig was geweest en niet single meerstemmig. Ach, daarna komen de vrolijke, oosterse klanken van 'Skies over Cairo' en het heerlijke 'Silver rays' en moet ik maar even mijn mond houden. Goed is goed genoeg?

Alle nummers op Django Django zijn op een gestyleerde manier onderkoeld, terwijl ik beslist de neiging heb om mee te gaan zingen. Waar ik rond 1980 helemaal afhaakte op die doomklanken en bijna a-melodieuze muziek, merk ik dat ik van de 21e eeuwse variant telkens weer heel vrolijk word. Nu weer dankzij Django Django. De band komt met een zeer overtuigend debuut op de proppen, wat voor mij nu al een van de topplaten van 2012 is.

Wo.

Zelf schrijven op WoNo Magazine blog? Dan kan. Stuur een reactie en we nemen contact met je op. 

Je kunt het album van Django Django  hier bestellen

of hier

donderdag 22 maart 2012

Faun in 013

Gisteren (21 maart 2012) met vriend Evert naar Faun in 013 in Tilburg.
Faun, ik kende ze niet. Een Duitse band. Middeleeuwse muziek en folk vanuit verschillende windstreken in Europa. Vijf multi-instrumentalisten (nummer 6 had kennelijk een snipperdag), die een heel breed repertoire in de folk bestrijken. Nadeel is wel dat de authenticiteit vaak wat ver te zoeken is. Af en toe is het gewoon een soort maaltijdsoep van allerlei folkkliekjes. Apropos maaltijdsoep: vóór de pauze was het geluid echt bagger.En enkele musici waren niet in vorm. Misten noten en slagen, zetten verkeerd in en kregen het 'Keltisch jodelen' maar niet voor elkaar. De ingetogen ballads klonken gewoon vals en heel geforceerd.
Het leek ook wel alsof ieder zijn of haar eigen partij zat te spelen zonder zich echt iets van de anderen aan te trekken. Het leek het niet te gaan worden. En na de pauze was het dan ook merkbaar rustiger in de zaal. Dat was kennelijk wat de dames en heren nodig hadden: een echt intiem concert. Of misschien had er iets speciaals in hun thee gezeten. Maar in ieder geval speelden en zongen ze echt de sterren van de hemel. De band was opeens een band die ballads heel intiem en integer speelde en daarna volkomen los ging. Prachtige nummers uit Spanje, Hongarije, de Skandinavische landen, Bretagne, Ierland en wat al niet. Er zaten enkele bekende traditionals tussen, maar veel eigen nummers. Af en toe een brok in mijn keel en af en toe volledig uit mijn dak. Virtuoos! Beheerst (de Duitsers hebben daar zo'n mooi woord voor: überlegen!). En na twee toegiften had ik er eigenlijk nog niet genoeg van. Grandioos! Aparte vermelding verdient Fiona Rüggeberg, zangeres, (f)luitiste en doedelzakspeelster. Werkelijk fenomenaal wat ze deed. Maar als ik dat schrijf, doe ik draailierspeler Stephan Groth en percussionist Rüdiger Maul ernstig te kort. Dus dat schrijf ik dan maar niet. Blijft over het kippenvel en de goede herinneringen aan een heerlijke avond. En toen we om 23.20 buiten stonden moest ik nog met de trein van Tilburg naar Amersfoort Schothorst. Dat lukte niet meer. Ach Nederland...

.No

woensdag 21 maart 2012

L.A. Woman (40th anniversary). The Doors


Het lijkt er sterk op dat platenmaatschappijen de (laatste?) melkkoe heeft ontdekt. In eerste instantie werden oude meesterwerken eens digitaal afgestoft volgens de laatste digitale stand der techniek. Daarna kwamen de dure boxsets met al dan niet out takes, live en alternatieve versies. Op dat moment werd er nog niet massaal gedownload. Tegenwoordig wel. Toch krijgen we opnieuw geremasterde versies met bonus tracks.

Als ik focus op The Doors, dan heb ik het over een band die tussen 1967 en 1971 met zijn zanger Jim Morrison zes studioplaten uit heeft gebracht en één live album, zonder Morrison volgende er nog 2 in de studio, 1971-1972, waarna het bijltje erbij neer werd gegooid. In 1978 volgde een elpee waarop de stem van Morrison al dan niet van muziek werd voorzien en midden jaren 80 nog een mini live album. Eind jaren 80 leerde ik nog een aantal interessante bootlegs kennen via een studievriend. Dat leek het wel te zijn.

Vanaf 1998 veranderde echter iets. Eerst kwam de boxset vol outtakes, alternatieve versies en live uitvoeringen. Vervolgens kwam er een stroom live optredens op gang die de bootlegs moesten vervangen en een serie re-issues vanwege het 40 jarige bestaan van een album bestaande uit remixen, die mij vaak niet konden bekoren. In casu betekende dat dat er een geluidje hier of daar extra bleek toegevoegd. Bijvoorbeeld, een aanvankelijk volkomen terecht weggelaten mondharmonica uithaal van Jim. De man kon veel, maar mondharmonica spelen hoorde daar niet bij. Een ander voorbeeld is drie of vier seconden vaag gitaarspel als intro.

Wie schetste mijn verbazing dat L.A. Woman een tweede 40e verjaardagseditie kreeg. Nu met van bijna alle songs een alternatieve versie en één nieuw bluesje. Waarom dit ontbrak in de dure box uit 1998 is mij onduidelijk. Dat was toch alles?, dat was ons gezegd althans.

Is het erg, weer een uitgave? Nee, natuurlijk niet. Een oude, goede plaat blijft een oude, goede plaat. Is het van grote waarde? Nee, doorgaans niet. De definitieve versie is bijna altijd terecht de definitieve versie. Wat resteert zijn oefeningen op weg naar het eindresultaat. Wat iedereen als het hoogtepunt van deze uitgave ziet, is dat Jim in take 9 van ‘Riders on the storm’ verzint dat het toevoegen van onweer een goed idee is. Dat was het zeker. In take 10 horen we het toegepast.

Dat ook rocksterren mensen zijn, blijkt vooral uit een aantal fouten die gitarist Robbie Krieger maakt in deze versies. Wat iets van meerwaarde is, is het kunnen invullen wat er in de studio gezegd is tegen bandleden: “Doe dit maar niet of als je hier dit eens anders doet”. Nog niet alles zit op zijn plaats, soms is het niet mooi. Het is een work in progress.

De stem van Morrison is hier duidelijk niet meer wat het geweest is. Maar dat is op het origineel ook goed te horen, dus in die zin voegt het niets toe. Toch werkt hij mee aan de plaat die het slotstuk van de originele band en van zijn eigen artistieke carrière zou worden. Het monument dat de band ons achterliet, is een monument voor de eeuwigheid. Daar doet de cd 2 bij deze versie niets aan af. Dank voor het extra nummertje, maar verder voegt het voor mij inmiddels niets meer toe. Waarom ik L.A. Woman nog eens zou moeten kopen, is mij niet helemaal duidelijk. Het is leuk om een keertje te horen, maar niet heel veel meer. Waarom dat dan niet gewoon weggeven via het web? Zeker voor mensen, zoals ik, die de plaat al twee keer hebben gekocht, als elpee en cd.

Toch wil ik het volgende nog even snel kwijt na dit gemopper: L.A. Woman is en blijft een van de beste platen ooit gemaakt!!!!! Daar doen al die remixen niets aan af. En klinkt de elpee niet nog altijd het warmst?


Wo.

P.s. Ca. 5 jaar geleden gaf ik mijn zoon de geremixte Greatest hits cd cadeau. Daar kon hij weinig mee. Gisteren zei hij: “Wat ik de laatste tijd steeds vaker speel is die cd van The Doors...Je hebt toch gelijk gehad”. Leuk om te horen.

dinsdag 20 maart 2012

Animal joy. Shearwater (2)

Een paar jaar geleden was het nog redelijk overzichtelijk. Jonathan Meiburg en Will Sheff vormden de basis van zowel Okkervil River als Shearwater en reserveerden het stevigere materiaal voor de eerste band en het wat meer ingetogen werk voor de tweede. Will Sheff richt zich inmiddels volledig op Okkervil River, terwijl Jonathan Meiburg nu alle touwtjes in handen heeft bij Shearwater.

De band uit Austin, Texas, maakte de afgelopen jaren een aantal hele mooie platen, waarop het geluid van de band langzaam transformeerde van uiterst breekbaar tot behoorlijk vol en meeslepend. Het in 2010 verschenen The Golden Archipelago (samen met Palo Santo uit 2006 en Rook uit 2008 onderdeel van een heuse trilogie) kreeg hier en daar zelfs het label progrock opgeplakt. Dat ging misschien wat ver, maar het verschil met de vroege platen van de band was enorm.

Op het deze maand verschenen Animal Joy slaat Shearwater wederom nieuwe wegen in. Vergeleken met het volle geluid van zijn voorganger klinkt Animal Joy behoorlijk eenvoudig en direct. Veel songs zijn opgebouwd rond een voor Shearwater begrippen behoorlijk rauwe gitaarrif, die over het algemeen slechts gezelschap krijgt van bas en drums, hier en daar een piano of orgel en uiteraard de uit duizenden herkenbare falsetstem van Jonathan Meiburg. Dit betekent niet dat het bombast dat voorzichtig zijn intrede deed op de vorige platen van Shearwater helemaal is verdwenen op de nieuwe plaat. Opener Animal Life begint sober, maar krijgt uiteindelijk de allure van een track van The Arcade Fire. Dit kunstje wordt nog een aantal keren herhaald, met name in de wat langere tracks op de plaat, maar Animal Joy bevat ook een aantal wat minder dynamische rocksongs.

Net als op de vorige platen van Shearwater is het ook dit keer de opvallende stem van Jonathan Meiburg die in eerste instantie de meeste aandacht trekt. Het is een wat atypische hoge stem waarvan je moet houden, al went het wel. Bij herhaalde beluistering valt pas op hoe goed en trefzeker de ritmesectie op deze plaat is. Met name het drumwerk van Thor Harris speelt een cruciale rol op Animal Joy en zet in de meeste gevallen de lijnen uit.

De muziek van Shearwater was in het verleden niet erg toegankelijk, maar Animal Joy is een plaat die in de meeste gevallen onmiddellijk zal overtuigen. Het is echter ook een plaat die nog moet en ook zal groeien. Animal Joy laat zich in een aantal tracks zoals gezegd vergelijken met de muziek van The Arcade Fire, maar ik hoor ook wel wat van de muziek die Peter Gabriel en King Crimson aan het begin van de jaren 80 maakten, al heeft Animal Joy op zich geen 80s geluid.

Al met al is Animal Joy een plaat die uitstekend past in het inmiddels prachtige oeuvre van Shearwater en is het bovendien een plaat die de band wat verder omhoog kan stuwen, wat gezien de kwaliteit van hun platen overigens niet meer dan terecht zou zijn.

Erwin Zijleman

Meer lezen van Erwin? Volg deze link

Zelf bijdragen aan WoNoBloG? Dat kan, stuur een reactie en wij nemen contact met je op.

maandag 19 maart 2012

Wrecking ball. Bruce Springsteen (2)

De carrière van Bruce Springsteen bestrijkt inmiddels vijf decennia. In de jaren 70 ontwikkelde hij zijn eigen "Wall of Sound" (die tot volle wasdom kwam op het in 1975 verschenen Born To Run), terwijl hij in de jaren 80 transformeerde van een prachtig verhalenverteller (The River uit 1980 en Nebraska uit 1982) in een stadionvuller (Born In The USA uit 1984 en Tunnel Of Love uit 1987).

In de jaren 90 was Springsteen in minder goede doen; zonder E-Street band maakte hij eigenlijk maar één plaat die er enigszins toe deed (The Ghost Of Tom Joad uit 1995), de rest was Springsteen onwaardig. De aanslagen van 9 september 2001 trokken Springsteen uit het dal. Op een moment dat Amerika vooral in mentaal opzicht in puin lag, was Springsteen de reddende engel met het opbeurende The Rising uit 2002. The Rising was de start van misschien wel het beste, en in ieder geval het meest veelzijdige, decennium uit de carrière van Bruce Springsteen tot dusver. Na het met de E-Street band gemaakte The Rising volgden het in zijn uppie gemaakte Devils & Dust, de met een gelegenheidsband gemaakte folkplaat We Shall Overcome: The Seeger Sessions en het wederom met de E-Street band gemaakte  Magic en Working On A Dream. Een aantal indrukwekkende tournees en een serie bijzonder fraaie reissues maakten een memorabel decennium compleet.

De jaren 10 zijn wat minder goed begonnen voor Springsteen. Hij moest afscheid nemen van een aantal muzikale vrienden, waaronder E-Street band boegbeeld Clarence Clemons, en met name Working On A Dream werd door de critici en de fans met de nodige reserves ontvangen. Net zoals aan het begin van de jaren 80 en het begin van de jaren 00 is het de deplorabele toestand waarin zijn vaderland verkeert die Springsteen de helpende hand biedt. Bruce Springsteen constateert op zijn nieuwe plaat Wrecking Ball dat de economische crisis de Verenigde Staten hard heeft geraakt. De financiële wereld heeft zichzelf jarenlang verrijkt en daar betaalt de Amerikaanse arbeidersklasse nu een zware prijs voor. Springsteen is kwaad, heel kwaad, en dat hoor je op Wrecking Ball. Het zijn de gedreven maatschappijkritische teksten die in eerste instantie de meeste aandacht trekken, maar ook in muzikaal opzicht valt er op Wrecking Ball verschrikkelijk veel te genieten. En in vocaal opzicht, want Springsteen's stem is op zijn nieuwe plaat in zeer goede doen.

Wrecking Ball is een plaat die zich laat beluisteren als een samenvatting van het complete oeuvre van Bruce Springsteen. De plaat bevat een aantal stevigere en zwaar aangezette tracks die het stempel van de E-Street Band bevatten (ook al schittert de band grotendeels door afwezigheid), maar ook tracks die aansluiten bij zijn Seeger Sessions en een aantal ingetogen songs die niet hadden misstaan op het dit jaar precies 30 jaar oude Nebraska. Springsteen kijkt niet alleen terug, maar ook vooruit en verrast met een aantal songs die anders klinken dan alles dan we van hem gewend zijn, waaronder een voorzichtige flirt met R&B. Het aantal wat mindere songs is dit keer gelukkig zeer klein, waardoor Wrecking Ball zich van hoogtepunt naar hoogtepunt sleept. Absolute uitschieter is voor mij het door strijkers en blazers gedragen en met een klassieke gitaarsolo afgesloten Jack Of All Trades, maar de meeste andere songs op de plaat doen hier nauwelijks voor onder en met name de wat zwaarder aangezette songs winnen steeds meer aan kracht.

Na twee net wat mindere platen slaat Springsteen met Wrecking Ball weer keihard terug en levert hij zijn zoveelste klassieker af. Ik had vooraf geen hele hoge verwachtingen van de plaat, maar Wrecking Ball is goed. Heel erg goed. Petje af voor de inmiddels 62-jarige Springsteen, die nog altijd platen maakt waarvan de jonkies alleen maar kunnen dromen.


Erwin Zijleman

Meer lezen van Erwin? Volg deze link

Zelf bijdragen aan WoNoBloG? Dat kan, stuur een reactie en wij nemen contact met je op.

zondag 18 maart 2012

Zita Swoon Group Afrorocks Patronaat

Patronaat Haarlem, zaterdag 17 maart 2012: Zita Swoon Group

"Zou je het leuk vinden een kaartje voor Zita Swoon voor je verjaardag te krijgen",  vroeg Mijn Lief me ergens in januari jl. Ik had al iets gelezen over Afrikaanse muziek en in het verleden ben ik daar telkens na ca. anderhalf nummer op afgehaakt. Het raakt me niet of beter gezegd heel erg, want ik raak er zeer geïrriteerd van. Toch dacht ik, het is anders, iets avontuurlijks, dus laten we het doen. Wat sterk meespeelde is mijn vertrouwen in Stef Camiel Carlens. Hij heeft mij door de jaren heen muziek laten horen, waar ik aanvankelijk weinig mee kon en sinds 'A band in a box' definitief voor gevallen ben. Laat maar komen, dacht ik.

Het werd een prachtige muzikale avond in het Patronaat. Sfeervol, rockend en rollend op de sterk door percussie gedreven muziek. Niet dat alles akoestisch was, maar voor het overgrote deel was dit wel het geval. Sterk op de voorgrond stonden de twee balafons van Mamadou Diabaté Kibié, een xylofoon van Afrikaanse natuurlijke materialen en zangeres Awa Demé die de show stal in een prachtige jurk, met een geweldige stem en haar Afrikaanse dans. De band zorgde ervoor dat de juiste accenten werden gelegd en de mooie achtergrond zang van de dames Kapinka Gysel en Karen Willems maakte het helemaal af. Carlens deed wat hij altijd doet, de band dragen, al sierde het hem dat hij regelmatig een stap terug deed en zo liet zien dat de muziek van Zita Swoon Group echt gemaakt is door de drie front mensen.

Vooraf had ik geen enkel nummer eerder gehoord. Er kwam niet een oud nummer voorbij. Toch was het herkenbaar en toch geheel anders. Je hoorde de oude Zita Swoon, natuurlijk door de aparte stem van Carlens, maar ook door bepaalde aanzetten van nummers duidelijk terug. Zita Swoon speelde vrijwel niet een nummer dat als een normaal recht-door-rockende-song kan worden omschreven. Aparte ritmes, soms met bijna mathematisch aandoende percussie waren een trademark van de band. Misschien dat die basis het mogelijk maakte het Afrikaanse zo perfect door "het oude" heen te verweven. Er werd iets gepresenteerd dat als volkomen natuurlijk kan worden omschreven, een volkomen vloeiende mix en nergens geforceerd aan doende blend van twee werelden. Organische muziek, die mij direct raakte en zacht heupwiegend meevoerde op een reis naar onbekende gebieden, met hier en daar een vergezicht bekend van een foto.

Het geluid stond perfect afgesteld, waardoor ieder belletje en allerhande ander klein percussiespul prachtig resoneerde in de zaal. De lichtshow was heel basaal, waardoor geen seconde van de muziek werd afgeleid. Het meest afleidende was uiteindelijk het kapotte snoer van de National Steel gitaar, wat nogal wat voeten in de aarde had om te vervangen. Ondanks dat van een groot deel van de zang niets te verstaan viel, omdat het in een Afrikaanse taal uit Bourkino Faso gezongen werd, deerde dit in het geheel niet. Het werd goed gemaakt door het gevoel dat werd overgebracht met het prachtige geluid. De verhalen omtrent de songs werden vanuit het Frans van Mamadou in het Vlaaams vertaalt door Carlens.

Carlens heeft nog meer het experiment gezocht dan hij al deed binnen Zita Swoon. Dat heeft hem een band gekost, al wisselde de bezitting door de jaren heen al geregeld, maar een prachtige plaat, 'Wait for me' en een geweldige nieuwe bezetting opgeleverd. Wat een prachtige avond, wat een heerlijk cadeau. Dank je Zita Swoon Group en dank je Mijn Lief!

Wo.

On the impossible past. The Menzingers


The Menzingers is een viermans band uit Scranton, Pennsylvania. Ze maken muziek die zich laat omschrijven als punkrock. Veel agressie, maar ook veel emotie en melodie. De zang gaat nogal in de richting van emo. Uithalen van de gepijnigde ziel van Tom May. Bij het luisteren merk ik, dat ik hier te oud voor begin te worden. ‘Ach jongen, wacht nog een paar jaar en dan zal je zien dat alles wel mee valt’. Ik kan er niets aan doen, maar die gedachte gaat toch meerdere keren door mijn hoofd heen, bij het beluisteren van de zang. Het leidt me teveel af van de muziek, die eigenlijk best lekker is. Stevig uptempo, met geregeld op het juiste moment een break of tempowisseling. In ‘Mexican guitars’ gebeurt dat op zijn best.

On the impossible past is het derde album van de band, na ‘A lesson in abuse of information technology’ uit 2007 en ‘Chamberlain waits van 2010. De nieuwe cd is een lichte stijlbreuk, meer gepijnigd. ‘Nice things’ komt dicht in de buurt van het oude werk. Strak en met een goed refrein voor in de concertzaal. Qua muziek komt The Menzingers dichtbij een band als Dropkick Murphies, zonder de doedelzakken e.d. en moest ik geregeld denken aan The Hold Steady. De kwaliteit van de nummers op On the impossible past doen zeker niet onder voor die op ‘Stay together’, mijn favoriete album van The Hold Steady. Er zit een zeker folk element in de plaat, die bij een iets intensere beluistering dan op het eerste gehoor, duidelijk naar voren komt. Misschien dat dat de boodschap van de plaat is: niets is wat het op het eerste gezicht lijkt. Bekijk de hoes maar eens goed, dan komt die boodschap ook door. (En van wie is die enorme hand?)

De opmerking die mij triggerde om naar On the impossbile past te gaan luisteren: “de eerste relevante punkpop release sinds een aantal jaren” is niet te onrechte gemaakt. ‘Casey’ is een anthem van formaat, waar The Menzingers de juiste snaar met gemak raken. Dat de band meer dan een trucje kent, blijkt uit de opbouw van ‘Freedom bridge’. Het tempo gaat omlaag en het nummer blijft boeien. 

On the impossible past is uitgebracht op het legendarische Epitaph label van Brett Guruwitz. Vreemd genoeg hadden de twee eerdere albums daar iets beter gepast, dan deze. Toch, al met al concludeer ik dat dit een prima album is, dat voor mij een paar jaar te laat lijkt te komen. Degenen die nog vol gaan voor dit soort muziek, weten genoeg, want zij gaan zich niet bekocht voelen. Vergeet niet dan ook even de eerdere twee platen mee te nemen, die ik overigens tegelijk met On the impossible past heb leren kennen. Ik merk dat het vergelijken zo iets eerlijker is. De band maakt een ontwikkeling door, die de vier mannen beslist verder kan brengen dan een gemiddeld punkrock bandje. Het maakt mij benieuwd naar hun volgende stap.

Wo.

vrijdag 16 maart 2012

Maraqopa. Damien Jurado

Sinds ik in 2000 bij toeval Damien Jurado’s Ghost Of David ontdekte ben ik een groot fan van de singer-songwriter uit Seattle. De Amerikaan had op dat moment al drie platen op zijn naam staan (waaronder het meesterwerk Rehearsals For Departure uit 1999) en heeft er sinds Ghost Of David nog acht gemaakt, waaronder het onlangs verschenen Maraqopa.

Met name de laatste jaren steekt Damien Jurado weer in uitstekende vorm. Het twee jaar geleden verschenen Saint Bartlett reken ik tot zijn beste platen en hetzelfde geldt eigenlijk voor Maraqopa. Ook op Maraqopa toont Damien Jurado zich weer een buitengewoon veelzijdig en getalenteerd muzikant die zijn inspiratie net zo makkelijk vindt bij Nick Drake, Bob Dylan en Mark Eitzel als bij Neil Young, Paul Westerberg en Elliott Smith, om maar een aantal namen te noemen. Maraqopa bevat net als zijn voorganger een aantal ingetogen en nogal sober klinkende folksongs, maar pakt hiernaast uit met een aantal voller klinkende en stevigere songs die misschien nog het best in het hokje psychedelische folkrock passen. Hoewel Damien Jurado ook op zijn vorige platen al aantoonde dat hij in meerdere genres uit de voeten kan, klonk zijn muziek nog niet eerder zo vol en veelzijdig als op Maraqopa. In een aantal songs verrast de Amerikaan met bedwelmende psychedelica en zelfs het gebruik van een heus kinderkoor wordt niet geschuwd. Overdaad ligt in dit soort gevallen al snel op de loer, maar daarvan is op de nieuwe plaat van Damien Jurado gelukkig geen sprake.

Ik heb Maraqopa inmiddels een flink aantal keren beluisterd en vind het nog altijd een plaat waarop werkelijk alles klopt. Dat is deels de verdienste van producer en collega muzikant Richard Swift, die Damien Jurado steeds weer uit zijn comfort zone weet te halen. Op de momenten dat Damien Jurado in deze comfort zone duikt horen we prachtige, wat donkere en mistroostige, folk zoals we die van de Amerikaan gewend zijn. Eenmaal uit de comfort zone schiet Maraqopa alle kanten op en worden uitstapjes richting psychedelica, rock en zelfs soul en een vleugje Latin of Bossa Nova niet geschuwd.

Als fan van het eerste uur waan ik me als een kind in een snoepwinkel, maar Maraqopa moet ook in staat worden geacht om een veel breder publiek te betoveren. Iedere keer als ik naar Maraqopa luister komen er weer nieuwe dingen voorbij, waardoor de plaat langzaam maar zeer zeker in de buurt begint te komen van onbetwiste meesterwerken als Rehearsals For Departure en Ghost Of David. Op deze platen beheerste Damien Jurado één kunstje tot in de perfectie, wat zich lastig laat vergelijken met het op enerverende wijze in de lucht houden van een groot aantal ballen. Vergelijken doe ik dus maar met de moordende concurrentie in het genre van de eigentijdse singer-songwriters. Deze concurrentie heeft door het werkelijk fantastische Maraqopa absoluut het nakijken. 

Erwin Zijleman

Meer lezen van Erwin? Volg deze link

Zelf bijdragen aan WoNoBlog? Dat kan, stuur een reactie en wij nemen contact met je op.

donderdag 15 maart 2012

Mr. M. Lambchop

Het is een paar jaar stil geweest rond de Amerikaanse band Lambchop. Het laatste wapenfeit van de band uit Nashville, Tennessee, was het uit 2008 stammende OH (Ohio); een opvallend sfeervolle en ingetogen plaat. Sindsdien moesten we het doen met een tegenvallende live-plaat en de plaat die voorman Kurt Wagner samen met Cortney Tidwell maakte als KORT. Deze laatste plaat riep vooral negatieve reacties op, al vond ik de traditioneel aandoende Nashville country op Invariable Heartache persoonlijk best geslaagd.

Met Mr. M keert Lambchop na een afwezigheid van vier jaar terug aan het front en levert het wat mij betreft haar beste plaat in vele jaren af.  Mr. M is een door strijkers gedragen plaat vol stemmige muziek, die zich laat beluisteren als de perfecte combinatie van OH (Ohio) en de band’s meesterwerk Nixon uit 2000. De plaat moet worden gezien als een eerbetoon aan Kurt Wagner’s vriend en collega muzikant Vic Chesnutt; de Amerikaanse singer-songwriter die op eerste kerstdag 2009 een eind maakte aan zijn leven. Mr. M is hierdoor een in emotioneel opzicht beladen plaat, maar zoals zo vaak geeft dit de muziek alleen maar meer impact en zeggingskracht. Mr. M is net als voorganger OH (Ohio) een hele stemmige plaat, waarop Lambchop wederom indruk maakt met haar inmiddels bekende en direct weer herkenbare mix van country, jazz en soul.

Ondanks het zware thema en het hoorbare diepe leed van Kurt Wagner over het verlies van zijn muzikale soulmate, is Mr. M geen hele zware plaat. De sfeervolle songs doen het uitstekend op de late avond en vroege ochtend en maken, zeker op het eerste gehoor, een bijna lichtvoetige indruk. Lambchop zou Lambchop niet zijn wanneer de meeste songs niet zouden groeien bij herhaalde beluistering en dat doen de van onderhuidse spanning overlopende songs op Mr. M dan ook. Pas wanneer je je gaat verdiepen in de werkelijk prachtige strijkersarrangementen en de vaak complexe structuur van de songs, kun je Mr. M op de juiste waarde schatten en rechtvaardigt zich de conclusie dat Lambchop met haar elfde studioplaat een van haar beste platen heeft gemaakt.

De laatste jaren is Lambchop door veel critici afgeserveerd en geportretteerd als een band die niet meer in de schaduw kan staan van de band die 12 jaar geleden een onuitwisbare indruk maakte met Nixon. Mr. M laat op indrukwekkende wijze horen hoe onjuist dat beeld is. Nixon blijft weliswaar een uitschieter in het oeuvre van de band, maar Mr. M komt, net zoals Is A Woman uit 2002 en Damaged uit 2006, angstvallig dichtbij. Het is dan ook niet overdreven om Mr. M van Lambchop te scharen onder de meest smakelijke krenten die 2012 tot dusver heeft opgeleverd.

Erwin Zijleman

Meer lezen van Erwin? Volg deze link

Zelf bijdragen aan WoNoBloG? Dat kan, stuur een reactie en wij nemen contact met je op.

woensdag 14 maart 2012

Animal joy. Shearwater


Dit is het vierde album van de band dat ik ken, maar de eerste die echt bij mij beklijft. De vorige plaat, ‘The golden archipelago’ uit 2010, kwam in die richting, maar haalde het uiteindelijk niet in mijn drukbezette muziekcollectie. Animal joy doet dit de afgelopen twee weken wel. De verklaring daarvoor heb ik al gevonden: de meeste songs zijn meer gefocust, meer “echte” songs, die uitnodigen tot bewegen en meezingen. Het is met name dat laatste element dat ik bij Shearwater vaak vond ontbreken.

Het verhaal van de band Shearwater (een stormvogel) is dat de band gebruikt werd als vehikel voor nummers die de oprichters Jonathan Meiburg en Will Sheff niet konden spelen met hun andere, eerste band, Okkervil River. Inmiddels is Meiburg uit Okkervil River gestapt (en Sheff uit Shearwater) en gaat zijn eigen weg. Sheff verliet de band in 2009. Ik neem aan dat Meiburg nu al zijn songs gebruikt voor Shearwater, met een, voor mij, aangenaam positief effect.

Shearwater maakt gedragen muziek, met invloeden uit de jaren 80. Daarnaast wil ik een vergelijking maken met de Nederlandse band Blaudzun. Ook Shearwater kent een uitgetekende vorm van uitgelaten gedragenheid in zijn muziek. Er zit ook een element van doom in, in Meiburg’s stem, die mij doet denken aan Robin Proper-Sheppard van Sophia, maar ook Billie MacKenzie van the Associates en zelfs een beetje Marc Almond. Tegelijkertijd weet de band door de aankleding van de nummers de doom van zich af te schudden. Er zit genoeg variatie in de instrumentatie die telkens weer weet te verrassen. De opbouw van ‘You as you were’, van rustig donker, maar met vibrafoon op de achtergrond, tot een epische rocker is daar een goed voorbeeld van, evenals het prima invallende orgel in 'Breaking the yearlings'. Ook op de momenten dat de toch ietwat geaffecteerde zang van Meiburg de overhand dreigt te krijgen, zoals in het wat slome ‘Insulance’, komen de erupties van de band precies op tijd. Zeker als daarna ‘Immaculate’ inzet, een uptempo rocker, waarbij het lastig stilzitten is. De stem van de zanger past hier wonderwel bij. Hij kan dat maniertje van zingen, laat ik het "langzaam zingen" noemen, maar misschien is "vertraagd" nog wel een betere omschrijving, dus wel loslaten en dat komt zowel het nummer als de kwaliteit van het album als geheel zeer ten goede

‘Run the banner down’ is een ingetogen nummer, fraai muzikaal aangekleed, waarin Meiburg heel even de teugels laat vieren en vocaal opeens heel wat meer blijkt te kunnen. Een klein moment van grote schoonheid op 1 minuut en 35 seconden. ‘Pushing the river’ lijkt wel uit twee nummers te bestaan. De enorm drukke, danceachtige drumpartij vs. het rustige, akoestische gitaarloopje, terwijl de zang aansluit bij de drums. Dit contrast maakt het nummer heel spannend, wat door de gedragen synthklanken op de achtergrond en breaks in het nummer wordt geaccentueerd. Animal joy sluit af met het prachtige ‘Stars of the age’. 

Naar mijn mening heeft Shearwater zichzelf compleet overtroffen met Animal joy. Het kan natuurlijk ook een uitnodiging betekenen om de albums ‘Palo alto’ en ‘Rook’ eens af te stoffen, want wellicht heb ik iets toen niet gehoord?

Wo.

dinsdag 13 maart 2012

Wrecking ball. Het botte aardappelschilmesje van Bruce


Wrecking Ball, oftewel sloopkogel, heet de nieuwe cd van Bruce Springsteen. Afgaande op de interviews en de recensies moest het een definitieve aanval op het establishment worden, met name de bankiers, die zich ten koste van de eerlijke en onschuldige Amerikaanse arbeider ongestraft konden en kunnen verrijken. Mij persoonlijk spreekt het allemaal niet aan, maar het is geen gek thema voor Springsteen, die zich in zijn lange carrière regelmatig tot spreekbuis van de Amerikaanse arbeider maakte. Een sloopkogel maakt natuurlijk veel lawaai in zijn destructieve slingerbaan. De luisteraar, in ieder geval deze luisteraar, verwachtte daarom een upbeat CD, met lekker veel harde rocksongs. Tja, dat viel dus vies tegen. Muzikaal gesproken komt de bejaarde rocker met niet veel meer dan een bot aardappelschilmesje, waarvan zelfs de meest slaperige bankier in het achterland van New Jersey niet zenuwachtig wordt.

Het openingsnummer, ‘We Take Care of Our Own’, is zo slecht nog niet, daar zit een spannende broeierigheid in en het refrein blijft lang in je hoofd hangen. Maar met het tweede nummer, ‘Easy Money’, pakt Bruce niet door. Het is vooral blije prairiefolk- en countrymuziek, met veel elektrische viool en banjo. Dat komt deels ook terug in ‘Shackled and Drawn’, waarvoor ook een leger aan achtergrondvocalen is ingehuurd, waardoor het meer een gezellig zondagochtend-meezingertje is geworden dan een scherpe protestsong.  Dat geldt dan weer niet voor ‘Jack of All Trades’, een langzaam, zwaarmoedig nummer, waarin de bankiers zelfs met de dood worden bedreigd (‘if I had me a gun /  i’d find the bastards / and shoot ‘em on sight). Persoonlijk vind ik dat Springsteen onwaardig. In ‘Death to My Hometown’ wordt het kapitalisme wederom aan de kaak gesteld, hetgeen toch potsierlijk overkomt voor een multimiljonair die zijn fortuin aan de vrije verkoop van muziekdragers en concertkaartjes heeft te danken. ‘This Depression’ is een vooral een mismoedig liefdeslied, met veel bas en drum.

Het titelnummer is gelukkig veel beter verteerbaar. Geen donkere doommuziek, maar vrolijke en meeslepende arrangementen, wat mij betreft een van de twee echt lekkere nummers op de CD. Helaas wordt het gevolgd door een liefdesniemandalletje getiteld ‘You’ve Got It’. ‘Rocky Ground’ is wel weer interessant. Het heeft een volledig religieuze tekst,dat zich in de muziek weerspiegelt door een gospelkoor. Het verrassende element is een rap-deel dat door gospelzangeres Michelle Moore wordt verzorgd en verdomd goed in het nummer is ingepast. Mevrouw Moore doet ook mee op ‘Land of Hope and Dreams’ het andere uptempo topnummer op deze CD waarvan de gemiddelde Spingsteen-fan blij zal worden. Het reguliere album eindigt met een al te blije terugkeer naar de banjo op ‘We are Alive’. Mijn ‘special edition’, overigens in een onhandig formaat dat niet in het CD-kastje past, heeft ook nog twee bonusnummers: ‘Swallowed Up (in the belly of the whale)’ en ‘American Land’. Het eerste stimuleert zelfmoordneigingen bij de meest stabiele en vrolijke persoonlijkheid en het tweede is weer ‘folk supreme’, maar op nog wel te verteren.

Het is vast geen toeval dat de wat mij betreft twee beste nummers, ‘Wrecking Ball’ en ‘Land of Hope and Dreams’ de enige en laatste nummers zijn waarop saxofonist en E Street Band-icoon Clarence Clemens meedoet. De vorig jaar overleden ‘Big Man’ maakt duidelijk dat zijn heengaan een groot muzikaal gemis is voor The Boss. Hij wordt door Bruce geëerd in het CD-boekje (ik behoor tot de rap kleiner wordende groep mensen die nog CD’s kopen), met een duidelijk goedbedoelde, maar ook ronduit pathetische tekst. Bijvoorbeeld door zinnen als …‘standing together we were badass, on any given night, on our turf, some of the baddest on the planet’, of ‘we kicked ass and remade the city, shaping it into the kind of place where our friendship would not be such an anomaly’ of ‘Clarence does not leave the E Street Band when he dies, he leaves when we die’. Ach, gutte gutte gut.

Maar een gemis is het zeker en ondanks de opgeklopte pers rond het album zijn Clemens’ laatste twee bijdragen voldoende reden voor iedere verstokte Springsteen-fan om de CD te kopen. Ik kijk uit naar Pinkpop 2012, waar ik speciaal voor Spingsteen naar toe ga. Maar laten we hopen dat hij in de twee uur die hij volgens Pinkpop-organisator Smeets gaat spelen vooral put uit zijn oudere werk.....

HareD

maandag 12 maart 2012

Kathleen Edwards - Voyageur

Sinds haar prachtige debuut Failer uit 2003 ben ik een groot fan van de Canadese singer-songwriter Kathleen Edwards. Omdat de platen die volgden (Back To Me uit 2005 en Asking For Flowers uit 2008) bijna net zo mooi waren als het vrijwel onbereikbare debuut, waren mijn verwachtingen met betrekking tot de vierde studioplaat van de Canadese na vier lange jaren wachten hooggespannen.

Voyageur wordt tot dusver niet bepaald warm onthaald. Met name op de sites die zich specialiseren op Amerikaanse rootsmuziek, wordt de nieuwe plaat van Kathleen Edwards keihard onderuit gehaald en haar nieuwe producer neergesabeld. Edwards zou haar vaderland en haar genre hebben verloochend en is hier en daar al als Judas bestempeld (en dat anno 2012). Op Voyageur werkt Kathleen Edwards nauw samen met Justin Vernon, die we beter kennen als Bon Iver. Dat deze intieme samenwerking zich niet tot de studio heeft beperkt maar inmiddels tot de lakens reikt, wordt in de pers breed uitgemeten, maar is voor de beoordeling van Voyageur absoluut niet relevant. Ik heb Voyageur inmiddels vele malen gehoord en begrijp niet wat er mis is met de plaat. Sterker nog, ik vind Voyageur een hele mooie plaat, die prachtig past in het oeuvre van Kathleen Edwards.

Vergeleken met de vorige platen klinkt Voyageur hooguit wat voller en wat minder traditioneel, maar de bewering dat Kathleen Edwards commerciële uitverkoop heeft gehouden is nergens op gebaseerd en wat mij betreft grote onzin. De meeste songs op Voyageur zijn stemmige alt-country songs waarin de sobere maar bijzonder sfeervolle instrumentatie volledig in dienst staat van de prachtige vocalen van Kathleen Edwards; als je het mij vraagt een van de mooiste stemmen in het genre.

In de meeste songs is de productionele hand van Bon Iver zichtbaar of beter gezegd hoorbaar. Voor Kathleen Edwards begrippen klinkt Voyageur daarom behoorlijk vol, maar van overdaad is vrijwel nergens sprake. Hooguit in de wat stevigere songs schuift Kathleen Edwards misschien net iets teveel op richting de radiovriendelijke pop van Sheryll Crow, maar ook in deze songs behoudt Kathleen Edwards haar eigen identiteit en zeggingskracht.

Hoewel Voyageur in tekstueel opzicht een breakup plaat kan worden genoemd, is het in muzikaal opzicht een heerlijk dromerige plaat met een vaak wat atmosferisch geluid, dat complexer en eigenzinniger is dan je op het eerste gehoor zult vermoeden. Dat de echte alt-country puristen het niks vinden kan ik me nog wel voorstellen, maar verder mag niemand zich ook maar iets aantrekken van de felle en negatieve recensies waarmee Voyageur tot dusver wordt onthaald. Luister gewoon zelf en de kans is groot dat je Voyageur zult omarmen als het volgende hoogtepunt in het inmiddels vierkoppige en prachtige oeuvre van Kathleen Edwards.

Erwin Zijleman

Meer lezen van Erwin? Volg deze link

Zelf bijdragen aan WoNoBloG? Dat kan, stuur een reactie en wij nemen contact met je op.

zondag 11 maart 2012

Hein's hoekje, deel 1: Handsome Poets

In Amsterdam in de Melkweg speelde de te gekke Handsom Poets. En het voorkoortje Kerstmis liedjes, omdat het Kerstmis was natuurlijk. Iedereen moest ook verplicht een kerstmuts op. Het zag er zo natuurlijk gezelliger uit. (Het moest wel maar niet iedereen deed het) zoals Wout gaf mij zijn kerstmuts en mijn moeder ook. Dus had ik 3 mutsen op. Ze begonnen toen opeens te spelen. En natuurlijk ook Dance the War is over. Dat is gewoon hun lied. Toen gingen ze weg, van het podium af. Wij allemaal roepen: We want more, we want more!" en het slaagde ook nog! Nog een paar liedjes deden ze. Toen was het echt over. (Jammer) maar erna kwamen ze allemaal nog. En ik heb natuurlijk handtekeningen gescoord. Allemaal! En nu heb ik een hele muts vol met de handtekeningen. Super. Dit was Hein de Haan en ik hoop dat je het leuk vindt om te weten hoe ik heb geswingd!

Hein